De Hofkerk
Menu
Historie

De Hofkerk - Oldenzaal

Geschiedenis Hofkerk.                                                   (Juli 2011)

In het verleden zijn er nogal wat probleempjes geweest in onze illustere kerkgeschiedenis. Ik heb een aantal van deze kerkelijke problemen uit het verleden

“ter leeringe ende vermaeck” voor u verzameld en het leek de kerkenraad wel leerzaam u tevens een kort overzicht te geven van 400 jaar Hofkerkgeschiedenis.

Eerst neem ik u daarvoor zo’n 500 jaar mee terug in de geschiedenis.

U weet dat Luther in 1517 het niet eens was met de leer van Rome. Ik zal u niet vermoeien met de politieke en maatschappelijke problemen die daardoor ontstonden, maar wel dat in 1597 Prins Maurits hier dicht in de buurt, bij het dorpje Beuningen, een legerkamp opsloeg om het Spaanse leger, dat in deze stad gelegerd was, te verslaan.

Op 15 oktober 1597 werd Oldenzaal na vier dagen strijd ingenomen. Dat gebeurde toen iets hoffelijker dan nu. Een trompetter kwam om de overgave te gelasten, maar dat vond men niet eervol genoeg. Men schoot vanuit Oldenzaal wat in het rond en toen het kruid op was gaf men zich over. Men begroette elkaar hoffelijk en de stad was veroverd.

Maar lieverdjes waren het toen niet. De straffen waren geraffineerd en schrikbarend wreed. Behalve het gebruik van de pijnbank bij verhoren in Oldenzaal, kende men brandmerken, handkappen, oor-afsnijden, tong-verminken, radbraken, waterproef opleggen, geselen, hangen, worgen, vierendelen enz.

Wat dacht u daarvan, in onze tijd van gedoogpolitiek en waarin men praat over “normen en waarden” bij de overheid en in het gezin.

Ondanks dat het Rooms Katholieke geloof hier zeer sterk aanwezig was heeft de toenmalige classis Deventer de zaak uitzonderlijk snel ter hand genomen om de kerkelijke macht in handen te krijgen. Ofschoon er maar 2 protestantse mensen in Oldenzaal van “den suiveren leer” aanwezig waren, werd direct dominee Vogelensangk uit Zwartsluis in Oldenzaal tot predikant benoemd.

En tevens werd de Plechelmuskerk aan deze protestanten gegeven voor het houden van hun kerkdiensten. Gelukkig was Maurits toleranter dan de kerkelijke bestuurders in deze en op zijn bevel gebruikte beide kerken gedeeltelijk dezelfde kerk. Het middenschip was van de protestanten en het koor van de R.K. gemeenschap.

De toren werd gemeentelijk eigendom, wat deze nu nog steeds is.

Spoedig kwam er een classis Oldenzaal en deze hoogmogende heren deden hun uiterste best om de R.K. kerkelijke goederen, zoals goud en zilver, zo spoedig mogelijk naar zich toe te eigenen.

Ook de pastoors mochten niet met hun huishoudsters alleen blijven. Zij moesten trouwen met hun inwonende huisgenote wat zeer komische toestanden gaf.

In Bredevoort b.v. wilde een pastoor niet trouwen wegens de hoge ouderdom van zijn huishoudster.

In 1665 komt Bisschop van Galen naar Oldenzaal. Zijn bijnaam was: “Bomm’n Beer’nd” wegens de vele oorlogen die voerde. Deze bisschop had nog een kleine rekening te vereffenen met de Nederlandse Republiek in Twente en de Achterhoek.

Oldenzaal werd weer beschoten en de predikanten vluchten weg. De katholieken kregen hun eigen kerk weer terug en de kanunniken hun kloosters en huizen.

2. Toch duurde deze “bezetting” niet lang. Na een klein jaar was men de plunderende en beschonken soldaten van de bisschop meer dan zat en ook door deze roerige omstandigheid was de kerk nog niet ingewijd.

Een zekere Baron van Wendt, een bevelhebber van de bisschop, had zelfs burgemeester Potken in zijn eigen huis laten arresteren door zeven ruiters. Maar deze burgemeester was heel slim, want nadat hij deze ruiters vol had laten gieten met drank, kon hij weer vrijkomen.

Toch was deze algemene vrijheid van korte duur. In 1672 kwam de bisschop weer terug, u weet wel de tijd van “Reddeloos, Redeloos en Radeloos”.

De Plechelmus kerk werd toen wel ingewijd en de Rooms Katholieke kerkelijke gemeente gaf geld voor herstel van parochie en kerk. Maar na twee jaar kwam de kerk weer in Gereformeerde / Protestantse handen. De bisschop was verslagen en men besliste dat de katholieken wel ter kerke mochten gaan, maar dan in gewone huizen met schoorsteen en rieten dak. Maar beslist niet in de Plechelmus.

De Franse tijd.

Ik maak nu een grote sprong in de tijd. In de strenge winter van 1794/’95 werd de Plechelmuskerk gebruikt als veldhospitaal door de terugtrekkende Engelse troepen. De paarden, die de kanonnen over de sneeuwvlakte meezeulden, werd gestald in de noordelijke zijbeuk, die nog steeds ‘Peerdehook’ draagt. De mest lag na vertrek van deze troepen meer dan een meter hoog voor het altaar en al het houtwerk was verbrand.

Ook voor de protestanten veranderde veel door de nieuwe leer van: “Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap”. Er kwam wel weer meer godsdienstvrijheid maar de hoogmogendheden traden wel op tegen wat men noemde: “Paepsche stoutigheden”.

In 1802 komt een nieuwe predikant in Oldenzaal, dominee Johan Palthe .

Deze heeft veel voor de protestantse kerk betekend, maar was zeer streng en brommerig, kinderen waren bang voor hem. Hij had 8 kinderen en daarmee later door huwlijken ook de oude namen die in Oldenzaal wel bekend zijn. Wulften, Landreben, Michgorius en Stork-Potken.

Een kleindochter van ds. Palthe was Gulia of Guulke Palthe.

Zij heeft veel voor de kerk gedaan en tijdens haar leven veel weggegeven o.a. een schenking voor de Joodse begraafplaats. Na haar overlijden kreeg de kerk van haar een grote donatie, de kerk werd aangewezen als “enige en universeel erfgenaam”.

Ik kom hier nog op terug.

In 1809 komt de scheiding tussen kerk en staat. De belangrijkste ontwikkeling was dat de Franse koning Lodewijk Napoleon de kerken verdeelde naar het aantal gelovigen ter plekke. Hierdoor kreeg de grootste kerkgemeenschap de plaatselijke kerk toegewezen.

Uiteraard werd er door de protestanten hier fel tegen geprotesteerd maar de Plechelmus werd in 1809 teruggegeven aan de Rooms Katholieke kerk.

3. Een nieuwe Waterstaatskerk.

De protestantse gemeente kreeg van de koning geld voor een nieuwe kerk. Maar dat gaf geen rust want ook intern waren er vele moeilijkheden. Een zekere Potken wilde geen grond afstaan voor een nieuwe kerk. Hij had alleen maar “Kwaadwilligheid en vuiligheid en plaisier om den gehelen gemeente te verontrusten” zo schreef men in de notulen.

Maar uiteindelijk kan de nieuwe kerk gebouwd worden. Men kreeg 7770 gulden van koning Lodewijk om een kerk te bouwen en niet de 15000 gulden die men vroeg.

De eerste steen werd gelegd 26 juli 1809 en de kosten voor deze steenlegging waren, “3 kannen jenever, boter, wijn en 2 pak toeback”, welke door de kerkenraad werd aangeboden. Een noodorgel werd geschonken door een in Amsterdam wonende zuster van mr. Racer. Zij was vermogend geworden als “voornaam lijnwaadhandelaarster”(ze handelde in luxe stoffen en kleding) maar leefde zeer zuinig. Zij liet uit zuinigheid boter sterk worden, dan werd er minder van gegeten en aardappels zonder zout dat was goedkoper en zij blies voortdurend kaarsen uit en ging vroeg naar bed.

Op oudejaarsdag 1809, na 176 jaar daar gekerkt te hebben, waren de protestanten voor het laatst in de Plechelmus en 3 weken later werd de nieuwe kerk, de z.g. Waterstaatskerk, in gebruik genomen. Iedereen die meegewerkt had werd bedankt. Als eerste de koning voor het geld en ook “Ene edele vrouwe welke uit zedigheid hare naam niet opentlijk hier genoemd wilde worden”. De “brave landlieden” (de bouwvakkers) kregen als dank “stoeten, bier, wijn en tabak met een pijp”.

In de kerk hangt de mooie koperen kroon. Deze heeft men meegenomen uit de Plechelmuskerk hoogstwaarschijnlijk niet wetend hoe kostbaar deze was en nu nog is. De kroon kwam pas later ter sprake en wel door een rekening voor het schoonmaken hiervan. De rekening was aan “ene Leene voor glazen wassen, schuren der krone ende schrobben der kerk voor samen 3 dage, voor 1 gulden en 3 stuiver”.

Men dacht met de komst van de nieuwe Waterstaatskerk rust te krijgen in de gemeente, maar nieuwe buitenlandse troepen met oa. Kozakken waren op doortocht om Napoleon te verslaan. Zij kwamen als “bevrijders” en dat was voor Oldenzaal een ramp. Vooral wegens inkwartiering, dronkenschap en zware belastingen die men opgelegd kreeg. Ook voor de kerk was dat een zware opgave.

De verstandhouding tussen RK kerk werd gelukkig steeds beter, maar de tegenstelling tussen recht- en vrijzinnig geloven werd steeds slechter. Getuige de verbouwing van de pastorie “Het Twikkelhuis” De kerkvoogden waren het hier niet mee eens en ( zo schreef men):

“Ze tierden en raasden, scholden en dreigden met de vuist en liepen vertoornd weg uit de vergadering”.

Na de dood van dominee Palthe (46 jaar predikant hier) gaf zijn vrouw aan de kerk de 2 zilveren avondmaalkannen in bruikleen. De twee antieke bekers werden later geschonken. De derde kan is in 1998 bij de viering en herdenking van “400 jaar protestantisme in Oldenzaal” door de gemeenteleden aangeboden.

De kleine protestantse gemeente en de rijke fabrikanten families Gelderman, Palthe en Stork hebben veel geld gegeven om de Waterstaatskerk in stand te houden.

4. Maar dit had ook zijn schaduwkanten want de “kerkelijke gemeente” verleerde hierdoor het “samen geven” aan de kerk. Ook de rekeningen en salarissen van dominee en koster werden steeds hoger.

Wist u b.v. dat de koster f 11,25 per jaar kreeg als hondenslager om lastige zwerfhonden van het kerkelijk erf te verjagen. Een andere koster was kwaad omdat hij geen 24 scheppel rogge kreeg. De reden was, hij had de horlogerie van de Plechelmus niet onderhouden.

Ook waren er soms conflicten met de pastoor over het onderhoud van de begraafplaats bij de Plechelmuskerk. Men leest over gevechten tussen burgemeester, pastoor, veldwachter en dominee over het snoeien van de bomen rond de begraafplaats bij de Plechelmuskerk.

Nog even iets over het Twickelhuis. In de kerk hangen, als het mogelijk is, vier schilderijen over de historie van de kerk. Op het tweede schilderij ziet u een vrouw in de deuropening van de pastorie “het Twickelhuis” staan. Zij was huishoudster bij de predikant.

Haar moeder woonde eerder als jonge weduwe op een boerderijtje in het Hulsbeek dat aan de familie Gelderman behoorde. Zij werd daar door een manlijk familielid van de Geldermans lastig gevallen. Om te voorkomen dat daar moeilijkheden uit zouden komen, vroeg ze aan zijn vrouw om haar voortaan samen te bezoeken. Dat viel blijkbaar niet in goede aarde want twee weken later werd zij uit het boerderijtje gezet met haar vier kinderen.

Later woonde in één van de armenhuisjes naast de kerk. Om wat geld te verdienen mocht ze de kerk schoonhouden.

De 20e eeuw begint.

De Waterstaatskerk was nu 90 jaar oud en de eerste grote reparaties kwamen er aan. Nieuwe ramen en gasverwarming moesten komen. De 1e wereldoorlog heeft in de kerkelijke notulen geen indruk gemaakt maar wel werd genotuleerd dat de dominee elke zondag een glas water moest hebben. Ook het verschil tussen vrijzinnige en orthodoxe gedachten geeft veel problemen, maar we weten het, verdraagzaamheid hebben de christenen in de loop der eeuwen altijd een moeilijke les gevonden, zo las ik in het boek van dominee Hauer en daar heeft hij gelijk in.

Nog even terug naar Guulke Palthe. Zij schonk de kerk twee prachtige gebrandschilderde ramen. De Verloren Zoon en de Zaaier. Helaas werden deze tijdens de bouw van de nieuwe kerk in de torenopgang geplaatst. Zij pasten blijkbaar niet in het moderne ontwerp van de architect.

Na het overlijden van Guulke in 1928 schonk zij de kerk een geweldige som van 230.000 gulden en de diaconie kreeg haar beddengoed. Zelf leefde zij zuinig maar zoals veel rijke mensen toen verstopte zij geld op geheime plaatsen. Men vond later in oa. de zomen van haar kleding circa 8000 gulden. Zij deed vele schenkingen met oa. voor de Hervormde kerk in Ootmarsum ƒ 10000 en het ziekenhuis Heil der Kranken ƒ 2000. In die tijd zeer grote bedragen.

5De huidige Hofkerk

Maar de oude kerk werd toch een probleem, er moest iets gebeuren, ook omdat er te weinig zitplaatsen waren. Men liep kwaad de kerk uit omdat het er tochtte en het was in de winter bitter koud.

Men stelde voor om voor 45000 gulden de kerk te verbouwen en te vergroten met 600 zitplaatsen.

Men koos echter voor nieuwbouw en de oude kerk ging, na 125 jaar trouwe dienst, in 1933 tegen de vlakte. Er is helaas weinig bewaard gebleven van deze kerk. De preekstoel ging naar Okkenbroek en een paar andere dingen zoals het Engelenklokje staan in een verloren hoekje in het Palthe museum.

In oktober 1934, werd de nieuwe Hervormde kerk in gebruik genomen.

Ds. van Dijk schrijft: “Men hoeft niet meer op een plaats te wachten, het tocht niet en het is overal even warm”.

In de Plechelmus basiliek hangt het prachtige carillon dat door de familie Gelderman is geschonken. Maar ook de gemeenteleden van de nieuwe kerk wilde klokgelui horen en het waren de vrouwen van Dorcas en NCVB die de mouwen opstroopten om geld bijeen te krijgen voor klokken in deze toren. Dat is hen gelukt maar uiteraard wel met behulp van de firma Gelderman.

De Hofkerk, is ontworpen door architect Winters. De kerk heeft 500 zitplaatsen met helaas nu te weinig ruimte voor diverse doeleinden.

De kerk zelf is prachtig gebouwd, zonder pilaren en voor die tijd heel bijzonder, met aan de binnenzijde Limburgse handgevormde zandsteen. Het metselwerk alleen al is heel mooi om te zien. De zijramen zijn van antiek gekleurd glas en lood en het grote raam achter u is ook een ontwerp van deze architect.

Het stelt voor de symbolische vorm van de aarde, omwonden door een slang, dragende de wetstafelen, waarboven het kruis zich verheft en een vogel als zinnebeeld van de opstanding, terwijl de stralenbundel het licht van de goddelijke waarheid voorstelt.

De kerk is gebouwd door de firma Groothengel uit Borne. De kerk wordt nu multifunctioneel gebruikt. Naast de zondagdienst, worden er regelmatig uitvoeringen in de kerk gegeven. Men wil hier heel graag naar toe komen omdat de akoestiek van de kerk zo goed is. De uitvoeringen van deze culturele avonden worden verzorgd door de Culturele Commissie “De Hof”.

In 1994 en 1995 is de kerk van binnen verbouwd. De banken gingen naar Overdinkel en het podium werd vergroot zodat er grotere kerkkoren plaats konden nemen. Ook de verwarming is aangepast en verbeterd.

De kerk kreeg enige jaren geleden de naam Hofkerk. Deze naam is door de toenmalige predikant ds. Anne Vlieger ingebracht.

In 2007 werden, op initiatief van onderstaande en enige kerkleden, de glas in loodramen vanuit de torenopgang naar de beide zijkanten van het liturgiescentrum verplaatst als eerbetoon aan mejuffrouw Guulke Palthe die, naast vele anderen, zoveel voor de kerk heeft betekend.

Herman van der Toorn.

Voor meer informatie: “Het afgescheurde kleed” van ds. H.A.Hauer.

                                  “Een kerk aan de Paradijsstraat” van Wim Timmers.